Floatglas is het basisglas waarmee veel verschillende glasproducten kunnen worden gemaakt. Het productieproces is in 1959 in Engeland uitgevonden. Bij de productie van floatglas worden onder hoge temperaturen zand, kalk en soda versmolten. Floatglas kan blank of gekleurd zijn, al naar gelang de toevoeging van metaaloxiden aan het mengsel. De samenstelling van de grondstoffen is per fabrikant verschillend, maar de verhouding van de basisgrondstoffen is meestal ongeveer 72 procent zand, 14 procent soda en 8 procent kalk.
Zand vormt dus de basisgrondstof voor glas. Soda wordt gebruikt om het smeltpunt van het zand te verlagen, kalk om het glas voldoende hard te maken. Daarnaast worden er nog allerlei andere grondstoffen gebruikt. Floatglas wordt gemaakt in dikten van 0,4 tot 25 millimeter. De meest gebruikelijke afmeting waarin het floatglas de fabriek verlaat, is 6.000 x 3.210 mm.